Skip to Content
ISO 14001Eisen van de norm

Eisen van ISO 14001

Wat vraagt ISO 14001  precies? De officiële normtekst is verkrijgbaar via NEN . Op deze pagina lopen we de hoofdstukken door en leggen uit wat je moet doen. We focussen op de praktische invulling, niet op het herhalen van normtekst.

De norm heeft tien hoofdstukken. Hoofdstuk 1 tot en met 3 zijn inleidend. De daadwerkelijke eisen staan in hoofdstuk 4 tot en met 10.

De structuur: High Level Structure

ISO 14001 volgt de High Level Structure , dezelfde opbouw als ISO 9001 en ISO 27001. Dit maakt het combineren van meerdere managementsystemen eenvoudiger.

De structuur is gebaseerd op de PDCA-cyclus:

FaseHoofdstukken
Plan4 (Context), 5 (Leiderschap), 6 (Planning)
Do7 (Ondersteuning), 8 (Uitvoering)
Check9 (Evaluatie)
Act10 (Verbetering)

Het idee is eenvoudig: je plant wat je gaat doen, voert het uit, controleert of het werkt, en stuurt bij. Dit herhaal je continu, waardoor je systeem steeds beter wordt.

Hoofdstuk 4: Context van de organisatie

Dit hoofdstuk gaat over het begrijpen van je organisatie en haar omgeving. Voordat je milieumanagement kunt inrichten, moet je weten waar je staat.

Interne en externe factoren

Je identificeert welke factoren van invloed zijn op je vermogen om de beoogde milieuresultaten te behalen. Dit omvat zowel externe factoren zoals wet- en regelgeving, klimaatverandering, en verwachtingen van belanghebbenden, als interne factoren zoals bedrijfscultuur, beschikbare middelen, en kennis.

Een transportbedrijf noteert bijvoorbeeld als externe factor de aanscherping van emissienormen voor vrachtverkeer, en als interne factor de verouderende vloot die niet aan die normen voldoet.

Belanghebbenden en hun eisen

Je bepaalt wie de relevante belanghebbenden zijn en wat zij verwachten op milieugebied. Denk aan klanten die duurzaamheidsrapportages vragen, omwonenden die overlast willen beperken, toezichthouders die naleving van vergunningen controleren, en medewerkers die betrokken willen zijn.

Scope bepalen

Je beschrijft waarvoor je milieumanagementsysteem geldt. Welke activiteiten, producten, diensten en locaties vallen eronder? De scope moet alle significante milieuaspecten omvatten.

Een bouwbedrijf met ook een klein kantoordeel kan besluiten beide mee te nemen, of alleen de bouwactiviteiten als daar de significante impact zit. De keuze moet logisch en verdedigbaar zijn.

Milieumanagementsysteem inrichten

Je moet het milieumanagementsysteem opzetten, implementeren, onderhouden en continu verbeteren. Dit hoofdstuk vraagt om de basis neer te zetten waar de rest op voortbouwt.

Hoofdstuk 5: Leiderschap

Milieumanagement werkt alleen als de top erachter staat. Dit hoofdstuk stelt eisen aan de betrokkenheid van de directie.

Leiderschap en commitment

De directie moet verantwoordelijkheid nemen voor de effectiviteit van het systeem. Dit betekent concreet dat zij ervoor zorgen dat het milieubeleid en de doelstellingen passen bij de strategische richting van de organisatie, dat het systeem wordt geïntegreerd in de bedrijfsprocessen, dat de benodigde middelen beschikbaar zijn, en dat milieumanagement serieus wordt genomen in de organisatie.

Dit is geen formaliteit. De auditor vraagt naar de betrokkenheid van de directie en wil bewijs zien, bijvoorbeeld in notulen van directiebeoordelingen of in de toewijzing van middelen.

Milieubeleid

Je formuleert een milieubeleid dat past bij de context van je organisatie, commitment bevat aan milieubescherming en het voorkomen van verontreiniging, commitment bevat aan het voldoen aan wet- en regelgeving, en commitment bevat aan continue verbetering.

Het beleid moet gedocumenteerd zijn, gecommuniceerd worden aan medewerkers, en beschikbaar zijn voor relevante belanghebbenden.

Een voorbeeld van een milieubeleid: “Wij zetten ons in om de milieu-impact van onze activiteiten te beperken. We voldoen aan alle geldende milieuwetgeving, stellen jaarlijks doelen voor verbetering, en betrekken onze medewerkers actief bij milieumanagement.”

Rollen en verantwoordelijkheden

De directie wijst de benodigde rollen en verantwoordelijkheden toe. Iemand moet verantwoordelijk zijn voor het rapporteren over de prestaties van het systeem aan de directie. Bij kleinere bedrijven is dit vaak de directeur zelf of een kwaliteits- en milieucoördinator.

Hoofdstuk 6: Planning

Dit hoofdstuk gaat over vooruitkijken: risico’s en kansen, milieuaspecten, compliance-verplichtingen, en doelstellingen.

Risico’s en kansen

Je identificeert risico’s en kansen die samenhangen met je milieuaspecten, je compliance-verplichtingen, en de interne en externe factoren uit hoofdstuk 4. Vervolgens plan je acties om risico’s te beheersen en kansen te benutten.

Een risico kan zijn dat je vergunning wordt ingetrokken als je de emissiegrenswaarden overschrijdt. Een kans kan zijn dat het verlagen van energieverbruik zowel milieu-impact als kosten vermindert.

Milieuaspecten bepalen

Dit is een kernonderdeel van ISO 14001. Je identificeert de milieuaspecten van je activiteiten, producten en diensten die je kunt beheersen of beïnvloeden. Een milieuaspect is een element dat kan leiden tot milieu-impact.

Voorbeelden van milieuaspecten zijn energieverbruik, waterverbruik, grondstoffenverbruik, emissies naar lucht, lozingen naar water, afvalproductie, geluidemissie, en transport. Ook indirecte aspecten tellen mee, zoals de milieu-impact van ingekochte producten of de impact van je producten bij gebruik door de klant.

Voor elk aspect bepaal je de significantie. Criteria hiervoor kunnen zijn de omvang van de impact, de frequentie, wettelijke eisen, zorgen van belanghebbenden, en de mate van beheersing. Significante aspecten krijgen prioriteit in je doelstellingen en beheersmaatregelen.

Lees meer op de pagina milieuaspecten bepalen.

Compliance-verplichtingen

Je identificeert de wet- en regelgeving die van toepassing is op je milieuaspecten. Denk aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit, milieuvergunningen, en sectorspecifieke regelgeving. Maar ook niet-wettelijke verplichtingen die je vrijwillig aangaat, zoals lidmaatschap van een duurzaamheidsinitiatief.

Je moet actueel overzicht houden van deze verplichtingen en bepalen hoe ze van toepassing zijn op je organisatie.

Milieudoelstellingen

Je stelt milieudoelstellingen vast voor relevante functies en niveaus. Deze doelstellingen moeten consistent zijn met het milieubeleid, meetbaar zijn waar praktisch haalbaar, gemonitord worden, gecommuniceerd worden, en indien nodig bijgewerkt worden.

Bij elke doelstelling hoort een plan: wat ga je doen, wie is verantwoordelijk, wanneer moet het klaar zijn, en hoe evalueer je het resultaat?

Voorbeelden van doelstellingen: het energieverbruik per eenheid product met vijf procent verlagen binnen twaalf maanden, of de hoeveelheid restafval halveren binnen twee jaar.

Maak je doelstellingen realistisch. Een ambitieus doel dat je niet haalt, is slechter dan een bescheiden doel dat je overtreft. De auditor vraagt naar de voortgang en wil zien dat je doelen serieus neemt.

Hoofdstuk 7: Ondersteuning

Dit hoofdstuk gaat over de middelen die je nodig hebt om het milieumanagementsysteem te laten werken.

Middelen

Je stelt de benodigde middelen beschikbaar. Dit omvat mensen, infrastructuur, en financiële middelen. Milieumanagement kost tijd en geld; daar moet ruimte voor zijn.

Competentie

Medewerkers die werk doen dat invloed heeft op milieuprestaties moeten competent zijn. Je bepaalt welke competenties nodig zijn, zorgt dat mensen die hebben via opleiding of ervaring, en houdt bewijs bij.

Een medewerker die gevaarlijke stoffen verwerkt, moet getraind zijn in de juiste afhandeling. Dit leg je vast in een opleidingsregistratie.

Bewustzijn

Medewerkers moeten op de hoogte zijn van het milieubeleid, de significante milieuaspecten die relevant zijn voor hun werk, hun bijdrage aan de effectiviteit van het systeem, en de gevolgen van het niet naleven van de eisen.

Communicatie

Je bepaalt wat, wanneer, met wie, en hoe je communiceert over je milieumanagementsysteem. Dit betreft zowel interne als externe communicatie.

Intern communiceer je over milieubeleid, doelstellingen, en prestaties. Extern communiceer je met toezichthouders, klanten die vragen stellen, en andere belanghebbenden. Je bepaalt zelf of je proactief extern communiceert of alleen reageert op vragen.

Gedocumenteerde informatie

Je houdt de documentatie bij die de norm vereist en die je zelf nodig vindt voor een effectief systeem. De norm spreekt van “gedocumenteerde informatie” en laat de vorm vrij. Het kan een handboek zijn, maar ook een digitaal systeem, flowcharts, of werkinstructies.

Je beheert deze documentatie: je zorgt dat het actueel is, beschikbaar waar nodig, en beschermd tegen onbedoelde wijziging.

Hoofdstuk 8: Uitvoering

Dit hoofdstuk gaat over het daadwerkelijk uitvoeren van je milieumanagement.

Operationele planning en beheersing

Je plant en beheerst de processen die nodig zijn om aan de eisen van het systeem te voldoen. Dit betekent criteria vaststellen voor processen, beheersing implementeren conform die criteria, en gedocumenteerde informatie bijhouden om vertrouwen te geven dat processen zijn uitgevoerd zoals gepland.

Een voorbeeld: als afvalscheiding een significante milieuaspect is, heb je een procedure voor hoe afval gescheiden wordt, instructies voor medewerkers, en registraties van afgevoerde hoeveelheden.

Je beheerst ook geplande veranderingen en beoordeelt de gevolgen van onbedoelde veranderingen.

Voorbereiding op en reactie bij noodsituaties

Je identificeert potentiële noodsituaties met milieu-impact en bereidt je hierop voor. Denk aan brand met gevaarlijke stoffen, lekkage naar de bodem, of ongecontroleerde emissies.

Je hebt plannen om op noodsituaties te reageren, test deze periodiek, en evalueert na een noodsituatie of incident wat er geleerd kan worden.

Hoofdstuk 9: Evaluatie van prestaties

Dit hoofdstuk gaat over meten, analyseren en evalueren.

Monitoring en meting

Je bepaalt wat je moet monitoren en meten, de methodes die je gebruikt, wanneer je meet, en wanneer je de resultaten analyseert en evalueert.

Voor significante milieuaspecten heb je typisch meetgegevens. Energieverbruik per maand, hoeveelheid afgevoerd afval, resultaten van emissiemetingen. Deze data gebruik je om te bepalen of je je doelstellingen haalt.

Evaluatie van compliance

Je evalueert periodiek of je voldoet aan je compliance-verplichtingen. Dit is meer dan alleen weten welke regels gelden. Je controleert actief of je ze naleeft en bewaart bewijs daarvan.

Interne audit

Je voert regelmatig interne audits uit om te controleren of het systeem voldoet aan je eigen eisen en aan de eisen van de norm, en of het effectief is geïmplementeerd en onderhouden.

Je plant audits, selecteert auditors die objectief zijn, rapporteert de resultaten aan het management, en onderneemt actie bij bevindingen.

Directiebeoordeling

De directie beoordeelt het milieumanagementsysteem op geplande intervallen om te verzekeren dat het geschikt, adequaat en effectief is.

De input voor de beoordeling omvat de status van acties uit eerdere beoordelingen, veranderingen in interne en externe factoren, informatie over milieuprestaties, de mate van realisatie van doelstellingen, bevindingen uit audits en evaluaties, en mogelijkheden voor verbetering.

De output omvat conclusies over de geschiktheid en effectiviteit van het systeem, beslissingen over verbetermogelijkheden, en beslissingen over benodigde middelen.

Hoofdstuk 10: Verbetering

Het laatste hoofdstuk gaat over continu beter worden.

Afwijkingen en corrigerende maatregelen

Als er iets misgaat, een afwijking optreedt of een klacht binnenkomt, moet je reageren en de directe gevolgen beheersen, de oorzaak onderzoeken, actie nemen om herhaling te voorkomen, de effectiviteit van de actie evalueren, en zo nodig het systeem aanpassen.

Je houdt gegevens bij van de aard van afwijkingen, genomen acties, en de resultaten.

Continue verbetering

Je verbetert continu de geschiktheid, adequaatheid en effectiviteit van het milieumanagementsysteem. Dit is geen eenmalige actie maar een doorlopend proces.

Verbetering ontstaat door het halen en aanscherpen van doelstellingen, het oplossen van afwijkingen, het inspelen op veranderingen, en het leren van evaluaties.

Verplichte documentatie

De norm vereist expliciet dat je het volgende documenteert:

OnderwerpNorm paragraaf
Scope van het systeem4.3
Milieubeleid5.2
Risico’s en kansen, acties6.1
Criteria voor significante milieuaspecten6.1.2
Milieuaspecten en milieu-impacts6.1.2
Significante milieuaspecten6.1.2
Compliance-verplichtingen6.1.3
Milieudoelstellingen6.2
Competentie-informatie7.2
Communicatie-informatie7.4
Operationele beheersing8.1
Noodsituatierespons8.2
Monitoring en meting resultaten9.1.1
Interne auditprogramma en resultaten9.2
Directiebeoordelingsresultaten9.3
Afwijkingen en corrigerende maatregelen10.2

Dit is geen uitputtende lijst. De norm geeft vrijheid om te bepalen welke aanvullende documentatie je nodig hebt voor een effectief systeem.

Volgende stap

Nu je weet wat de eisen zijn, lees hoe de audit verloopt of bekijk hoe je milieuaspecten bepaalt.